Boodschap voor Bewust Oplettende Carbid Knaller

Ben Siemerink 26 november 2022, 14:34
In de zuipketen op het Twentse platteland is het in aanloop naar de jaarwisseling niet langer alleen de vraag wie de BOB is. Nee, daar komt een zo mogelijk nog  vreeswekkender vraag bij: Wie is de BOCK? Dat staat voor Bewust Oplettende Carbid Knaller, zo las ik in de regionale courant.

De verantwoordelijkheid die op de schouders van de AO (Aangewezen Ongelukkige) rust is niet gering. Ik citeer de courant: ‘Voor zijn eigen veiligheid en die van anderen houdt deze persoon de volgende vijf aspecten in de gaten: bereid je goed voor, bescherm jezelf en anderen, zorg voor EHBO, gebruik goed materiaal en ontsteek carbid veilig.’

Om de uitwassen van het carbidschieten enigszins te beteugelen geldt in de gemeente Losser – waar de BOCK-campagne is gestart – ook een aanmeldingsplicht voor lieden die in groepsverband met carbid willen knallen. Besluitvorming hierover in de gemeenteraad moet de lokale partij Burgerforum voor grote dilemma’s hebben gesteld, nu ze zich recentelijk heeft opgeworpen als hoeder van lokale tradities en gewoonten als het paasvuur, Sint Maarten, roosjes maken, groen halen en…carbidschieten met melkbussen. In een motie wordt het college opgeroepen om dit soort tradities op te nemen in de nieuwe omgevingsvisie en plannen om deze te behouden voor deze en volgende generaties. ‘Er wordt al zoveel getornd aan onze tradities, dat we – waar dat maar kan – willen voorkomen dat er nog meer gaat verdwijnen.’

Ik schat zo in dat Burgerforum in Losser niet vooraan zal staan als het aankomt op handhaving van de gemeentelijke regelgeving aangaande het carbidschieten. In andere Twentse gemeenten nemen ze het ook niet zo nauw op dit punt. In de gemeente Tubbergen, bijvoorbeeld, is er wel een lijst met regels, waaraan carbidschieters zich dienen te houden. Zo zijn ze buiten de bebouwde kom gebonden aan een bus met een inhoud van maximaal 30 liter. En binnen de bebouwde kom mag er alleen geschoten worden met bussen van maximaal 1 liter.

Duidelijk.

De regelgeving wordt al wat minder duidelijk als het gaat om het handelen van de carbidschieter zelve. Deze mag namelijk geen handelingen verrichten ‘waarvan de carbidschieter kan vermoeden dat daardoor gevaar, schade of hinder kan optreden voor personen of de omgeving’.

Die regel is rekbaar en voor velerlei uitleg vatbaar, zo bleek in voorgaande jaren al in Tubbergen. Volgens de regionale courant ging het er nog wel eens ruig aan toe en werd er carbid geschoten met omgebouwde giertanks. Intussen zijn er – nog steeds volgens de regionale courant – wel duidelijke regels, maar is het maar de vraag of iedereen in het Tubbergse zich daar aan wenst te houden.

Waarbij ik het persoonlijk nogal verontrustend vind, dat de bereidheid bij het gemeentelijk bevoegd gezag om controlerend en (waar nodig) handhavend optreden niet bijster groot is. Op de vraag of er – net als in een buurgemeente - dit jaar strenger zal worden gecontroleerd op naleving van de regels, antwoordt een woordvoerder van de gemeente Tubbergen doodleuk: ‘Waarschijnlijk niet.’ Toen er afgelopen jaar met te grote bussen werd geschoten, beperkte het bevoegd gezag zich volgens de woordvoerder tot ‘een vermanend woordje van de handhaver’.

Tot welke verontrustende uitwassen wankelmoedig optreden van bestuur en bevoegd gezag kan leiden, wanneer lieden die zich opwerpen als hoeders van tradities geen strobreed in de weg wordt gelegd, hebben we recentelijk nog in Staphorst kunnen zien.

Nog even een tip voor alle hoeders van de oudejaarstradities – en met name de Bewust Oplettende Carbid Knallers: lees in de regionale courant op de voorpagina het rechtbankverslag van het ‘klaphamerproces’. Vorig jaar kwam in Haaksbergen een 12-jarige jongen om het leven door een exploderende klaphamer. Het vriendje van het dodelijke slachtoffer raakte daarbij zwaar gewond. Tijdens de rechtszaak had diens vader een niet mis te verstane boodschap voor mensen die hechten aan tradities. ‘Zoek een nieuwe. Het moet afgelopen zijn met het gehuil over tradities die niet meer kunnen.’

Als ‘advocaat van de duivel’ rest je dan, mij dunkt, niets anders dan een deemoedig en berouwvol: I rest my case.