Ben Siemerink, hoofdredacteur TKKR

De olifant in de stallen van de pluimveehouderij

8 januari 2022, 20:37
Als het gaat om het verspreiden van virussen doen we als regio lekker mee. Aan het eind van de eerste week van dit nieuwe jaar stonden we in de landelijke top 25 op een alleszins verdienstelijke 14e plek; net niet in het linkerrijtje. Let wel: hoe hoger op deze ranglijst, hoe groter het aantal besmettingen. Noord-Oost Twente draagt het meeste bij aan de klassering, met de gemeenten Tubbergen en Dinkelland relatief gezien als grootste besmettingshaarden. Kunnen die stadsen in Enschede een puntje aan zuigen.

Intussen waart er elders op het Twentse platteland een ander virus rond: de vogelgriep. Inmiddels zijn er op het moment dat ik dit schrijf, sinds de eerste uitbraak in oktober, in het hele land al bijna een miljoen dieren preventief vergast en geruimd. Daarvan in Den Ham 60.000 stuks en recentelijk in Bentelo nog eens 189.000. Paniek alom, natuurlijk. Niemand schijnt te weten hoe dit snel om zich heen grijpende virus (net zo snel als de omikronvariant) gestopt kan worden. Ja, vaccineren - net als bij ons mensen - maar dat schijnt het verdienmodel van de pluimveesector ernstig te schaden. Omdat het buitenland onze drumsticks en eieren dan niet meer wil hebben. De voorzitter van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders, Bart-Jan Oplaat uit Markelo, kwam met een oplossing voor het vogelgriepvirus, die ik niet zag aankomen.

Minder natuur.

Meer in het bijzonder, minder natte natuur. Oplaat wees in de regionale courant met de beschuldigende vinger naar Den Haag, waar ze volgens hem ‘de rode loper uitleggen voor ganzen, eenden en andere watervogels’, omdat er steeds meer natte natuur komt. En watervogels zijn potentiële verspreiders van het vogelgriepvirus.

Tuurlijk! Dat we daar met z’n allen niet eerder aan gedacht hebben. Minder natte natuur en we zijn van de vogelgriep af. Droogleggen die hap. Te beginnen in Twente. Waarom passen we die redenering van Oplaat trouwens niet toe voor de hele landbouwsector? Breng gewoon de natuur, al dan niet nat, in z’n algemeenheid terug. Die is immers ook buitengewoon schadelijk voor het verdienmodel van boeren. En zie, vrij baan voor de boeren, CO2-probleem opgelost.

Ik weet niet welke schadelijke stoffen er in een overvolle pluimveestal rond dwarrelen, maar langdurig verblijf in deze bedrijfsruimtes lijkt me in elk geval niet bevorderlijk voor het gezichtsvermogen. Mensen als Oplaat zien de olifant in de kamer niet meer. Want hét probleem van de pluimveesector is natuurlijk de schaalgrootte van de bedrijven en de concentratie ervan in bepaalde gebieden. De cijfers, die ik lees in de regionale courant, spreken boekdelen. Binnen 1 kilometer van het besmette bedrijf in Bentelo liggen nog drie andere pluimveebedrijven, binnen 3 kilometer nog eens vier en binnen 10 kilometer maar liefst 32 bedrijven, waar besmetting op de loer ligt.

En wat doet de sector, na de zoveelste uitbraak van het vogelgriepvirus, die je wist dat zou komen? Die gaat gewoon op de oude voet door. Tegen heug en meug.
Zo lees ik in de regionale courant een verslag van een rechtszaak tegen een pluimveehandelaar (tevens oud-raadslid) en zijn partner uit Manderveen, die van 2016 tot en met 2018 tienduizenden meer kippen hielden dan was toegestaan. En niet hadden betaald voor de daarvoor benodigde rechten. Het OM vordert nu een bedrag van maar liefst 182.000 euro. Eerder al legde de rechtbank in Zwolle de pluimveehouders een boete van 30.000 euro op en er ligt nog een vordering voor soortgelijk frauduleus handelen. En wat doen deze pluimveehandelaar en zijn partner, van wie de stallen inmiddels leeg staan? Die broeden, terwijl er nog acht jaar moet worden afbetaald op de eerdere vordering, op nieuwe plannen voor hun bedrijf.

Tip van mijn kant: begin een struisvogelfarm. Misschien wel een goed idee voor de hele sector.

Ben Siemerink