Tussen de linies

El cóndor pasa

Tom Luttikhuis 13 april 2022, 09:00
Daar zat ik dan, mijn hoofd nog vol met anacondas, kaaimannen, jabirus en piranhas, in een snikhete bus zonder airco die van La Paz onderweg was naar Lago Titicaca, een route dwars over de hoogvlakten van Bolivia. Mijn vriendin - inmiddels vrouw - en ik waren net terug van een paar dagen in de Amazone en de volgende bestemming op onze rondreis door Zuid-Amerika was het hoogst gelegen meer ter wereld. Ik was moe en bevond me ergens in het niemandsland tussen slapen en wakker zijn.

Opeens bracht een hand op mijn schouder me terug op aarde. ‘Señor, tenemos que bajarnos del bus.’

Ik keek verschrikt in de vriendelijke ogen van een oude Boliviaanse man. Vervolgens richtte ik mijn blik op de wereld achter het stoffige busraam, waar de witte pieken van de Andes als een onverwoestbare muur over de hoogvlakte uitrezen. De bus stond langs de weg geparkeerd.

Ja hoor, dacht ik. We zullen wel weer een lekke band hebben. Of de chauffeur heeft weer een baño pauze ingelast.

Druk gebarend maakte de oude man mij en m’n vriendin duidelijk dat we uit de bus moesten; zijn handen wapperden als een Chinese waaier. We keken elkaar argwanend aan.

‘En onze spullen dan?’, vroeg ik.

Mijn vriendin haalde haar schouders op. ‘Neem in ieder geval de camera en paspoorten mee.’

Omdat er niemand in de bus bleef zitten, besloten wij ook naar buiten te gaan. Even de benen strekken was misschien geen slecht idee.

Nog voordat ik uit het muffe koekblik op vier wielen in de ijle lucht stapte, begreep ik dat we geen pech hadden. Daarvoor waren onze medereizigers te enthousiast. En ik had ook meteen door dat we niet gestopt waren voor een plaspauze. Daarvoor stond iedereen te dicht op elkaar en bovendien zag ik niemand met de broek op zijn knieën.

De nieuwsgierige blikken van de andere passagiers waren gericht op het geluid van een sirene aan de horizon. Al snel werden er meer wagens zichtbaar: drie politieauto's en een handjevol andere voertuigen naderden ons in een rap tempo. Voordat ik het wist reden ze ons voorbij, samen met het twintigtal wielrenners, die blijkbaar de ontsnapping van die dag vormgaven. Ze reden snel, zo snel dat het leek alsof ze geen enkele last hadden van de kilometers in hun benen, de hoogte en de ijle lucht. Ik denk dat ik drie keer met mijn ogen kon knipperen voordat ze uit het zicht verdwenen. Na de kopgroep volgden nog een stuk of vijf verloren ogende achtervolgers en een laatste politiewagen.

‘Vamonos’, klonk het ergens achter me. De buschauffeur had zijn voertuig al gestart. Het was tijd om weg te gaan.

Terwijl het restant van de renners in tegenovergestelde richting langs onze bus raasde, vroeg ik aan mijn vriendin welke koers dit zou kunnen zijn. Ze had net als ik geen flauw idee.

‘Vast niet zo’n bekende’, zei ik. ‘Anders zouden ze toch niet toestaan dat er bussen recht op het peloton afrijden?’

Achteraf - jaren later pas - kwamen we erachter dat we toevalligerwijs de helden van de Vuelta a Bolivia hebben aangemoedigd. Een loodzware ronde, waar gereden wordt op een gewetenloze hoogte. De fiets lijkt niet vooruit te gaan, de wielen willen maar niet draaien en die paal langs de weg komt maar niet dichterbij … hoe hard je ook trapt. De lucht is zo ijl dat elke hap naar adem voor niets lijkt te zijn en met elke zucht het laatste beetje longinhoud verloren lijkt te gaan. Als zelfs renners uit het nabijgelegen Chili al toegeven dat ze niet gemaakt zijn voor dergelijk werk, dan weet je hoe onmenselijk zwaar de ritten in deze ronde moeten zijn.

Het is geen uitzondering dat er gestart en gefinisht wordt op plaatsen die op 3.800 meter boven zeeniveau liggen, met daartussenin een aantal beklimmingen uiteraard. Dat is normaal in Bolivia. Dat is Bolivia: je komt hier gewoon niet lager. La Paz, de grootste stad van het land, ligt op 3.600 meter hoogte, maar is bij lange na niet de hoogstgelegen plaats. Doorgaans bevat de ronde van Bolivia de hoogste beklimming die op de UCI-kalender staat, zoals bijvoorbeeld La Cumbre, het blok dat 4.496 meter boven zeeniveau uittorent. Even ter vergelijking, wie de Tourmalet bestijgt, bevindt zichzelf op 2.115 meter boven zeeniveau. Als onderdeel van het peloton van de Vuelta a Bolivia, is het niet vreemd om tweemaal zo hoog als de gevreesde col in de Pyreneeën te fietsen.

De uitblinkers in deze ronde, die voor het eerst gereden werd in 2008 zijn dan ook vrijwel altijd mannen die geboren en getogen zijn in de Andes: Colombianen, Ecuadoranen en Bolivianen. Het aantal Europese renners dat meedoet is vaak op een hand te tellen. Nooit won er één van hen het eindklassement en altijd hebben allen het moeilijk. Neem bijvoorbeeld de Hongaarse renner, Zsolt Der, die gediskwalificeerd werd nadat hij zichzelf door zijn ploegwagen voort had laten stuwen. Toegegeven, hij had last van een valpartij van de dag ervoor, maar kon de meerdaagse tocht door de Andes blijkbaar niet zonder hulp tot een goed einde brengen.

Terug naar die andere Europeaan, een bijna twee meter lange, blonde jongen, die zijn eigen reflectie zag in de met zonnestralen doorschenen stoffige ramen van een oude, rammelende Boliviaanse bus. Ik knipoogde, maar naar wie? Naar mezelf of de ploeterende achtervolgers die voorbijvlogen, als eenzame roofvogels op zoek naar hun prooi?

Er reed een man in een wit shirt voorbij. Op de uiteinden van zijn mouwen en broek was de Boliviaanse vlag zichtbaar. Rood, geel, groen. Misschien was het Juan Catomba wel, de winnaar van de Vuelta a Bolivia in 2011. Hij is geboren en getogen in Potosí, de hoogstgelegen stad ter wereld, (4.090 meter) en lijkt gemaakt voor rondes zoals deze. Misschien dat hij een slechte dag had of dat de ijle lucht zelfs hem te veel werd. Wie zal het zeggen?

Ik vertel mezelf graag dat ik deze oerrenner, bijgenaamd El Cóndor, zag passeren. Juan Catomba, een andere condor dan die uit Varsseveld, maar één waarvoor ik evenveel respect heb. Net zoals ik voor alle deelnemers aan de Vuelta a Bolivia, waar je als renner om tegemoetkomende bussen heen moet slalommen, een diepe buiging maak.

Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende (Twentse sporthelden). Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.