Kunstspiegel

Vrouwelijke schilders uit de anonimiteit

Peter van der Tol 14 februari 2023, 19:06
Na Artemisia Gentileschi zet Rijksmuseum Twenthe in Enschede opnieuw een voor velen onbekende vrouwelijke schilder uit de Renaissance in de spotlights: Sofonisba Anguissola. Nog tot en met 11 juni is er de eerste solotentoonstelling rond het leven en werk van een van de meest getalenteerde portretkunstenaars van de Italiaanse zestiende eeuw te zien. De afgelopen tijd hebben diverse musea, net als Rijksmuseum Twenthe, gespeurd naar de vrouwelijke kunstenaars uit die periode.

Tegenwoordig is er volop aandacht voor vrouwen in de kunsten. Denk maar aan Frida Kahlo of Annie Leibovitz. Of in Nederland bekende schilders als Marlène Dumas of Suze Robertson. Dat was niet altijd zo. Onze 17e eeuw bracht fantastische schilders voort, maar dat lijkt een typisch mannenbolwerk te zijn. En in het buitenland was dit niet anders. Toch wisten een aantal vrouwen uit te groeien tot hooggewaardeerde schilders die doordrongen tot de bovenste lagen van de bevolking. Wat niet wegneemt dat tegenwoordig weinig mensen ook maar één enkele naam van een vrouwelijke schilder kunnen noemen,

Niet zichtbaar
Het verschil tussen mannen en vrouwen was in de Renaissance erg duidelijk: het publieke leven was het domein van de man, het leven in huis dat van de vrouw. Dit zorgde ervoor dat vrouwen eigenlijk niet zichtbaar waren. Ze werden geacht vooral thuis te blijven, om daar het huishouden en de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Van toegang tot opleidingen was nauwelijks sprake. Vrouwen werden niet toegelaten tot de academies voor kunstenaars en kregen geen plek in de gilden. Het was uiterst ongepast om naakten te schilderen of te tekenen en dat was essentieel voor de ontwikkeling tot een goede kunstenaar. Les krijgen van een gereputeerde schilder, die een periode in huis kwam schilderen, was slechts weggelegd voor de happy few en dan bleef dit nog beperkt tot stillevens.

Mirakel
Een schier mirakel dat er toch vrouwen zijn geweest die het wel is gelukt om kwalitatief goede schilders te worden. Vaak had dit ermee te maken dat ze veel steun kregen van hun familie en dat die familie er progressieve denkbeelden op na hield. Andere vrouwelijke schilders leerden het vak van hun vader die schilder was, waardoor ze van kinds af aan de kneepjes van het vak leerden in zijn atelier. In alle gevallen moest je als vrouwelijke kunstenaar lef, drive en doorzettingsvermogen hebben om een plekje in de kunstwereld te bemachtigen.

Wonderkind
De allereerste vrouwelijke schilder van naam was zuster Plautilla uit een klooster in Siena. Op haar vijfendertigste schilderde ze grote kunstwerken die ze daarna verkocht, mogelijk zelfs aan edelen. Eén van haar bekendste werken is een zeven meter lang schilderij van het Laatste Avondmaal. De vrouwelijke schilder die tijdens haar leven waarschijnlijk het meest gewaardeerd werd is Sofonisba Anguissola (1532-1625), van wie dus nu een solo-tentoonstelling te zien is in Rijksmuseum Twenthe. Al op jonge leeftijd werd Anguissola gezien als een soort wonderkind. Ze kon prachtig tekenen en daarom stuurde haar vader haar samen met haar zus in de leer bij een schilder. Het was erg ongebruikelijk voor meisjes om zo’n opleiding te krijgen, maar Anguissola’s adellijke ouders waren progressieve humanisten die vonden dat ook hun dochters kans moesten krijgen om hun talenten te ontwikkelen. Net als Plautilla werd ook Sofonisba geroemd om haar expressieve manier van schilderen. Sofonisba werd vooral geroemd om haar portretten. Daarnaast stond ze bekend als een wijze, intellectuele vrouw. Dat haar roem groot was blijkt onder meer uit aantekeningen van de beroemde Vlaamse schilder Anthony van Dijck die aangaf dat hij van niemand meer geleerd had dan van Sofonisba. Op latere leeftijd (ze 95 jaar geworden!) verloor ze haar zicht, waardoor schilderen onmogelijk werd.

Artemisia
Geen enkele vrouwelijke schilder is op dit moment internationaal bekender dan Artemisia Gentileschi (1593-c.1652), aan wie Rijksmuseum Twenthe vorig jaar al een grote tentoonstelling wijdde. Met haar Caravaggiaanse schilderstijl en krachtige, heroïsche Bijbelse vrouwfiguren wordt Gentileschi gezien als een van de belangrijkste schilders van haar generatie. Haar vader Orazio was zelf schilder en in haar jonge jaren was Caravaggio een goede vriend van haar vader. In zijn werkplaats kwam Gentileschi voor het eerst met verf en kwasten in aanraking en groeide ze uit tot een hooggewaardeerd kunstenaar. Ze was de eerste vrouw die toegelaten werd tot de Academie der Schone Kunsten in Florence. Ze was ook een vechter en had een onmiskenbaar commerciele inslag. Net als veel vrouwelijke schilders moest Gentileschi echter grote obstakels overwinnen om carrière te kunnen maken. Ze werd verkracht door een vriend van haar vader, en dit liet diepe sporen na. Gedurende deze periode schilderde ze een van haar meesterwerken, Susanna en de ouderlingen. Een ander beroemd schilderij is haar Judith onthoofdt Holofernes, waarbij vooral de kracht van Judith en de samenwerking met haar dienstmeid opvallen. Met haar sterke vrouwfiguren wordt Gentileschi door kunsthistorici gezien als een toonbeeld van schilders die Bijbelse taferelen een vrouwelijke invalshoek gaven.
 
Maria van Oosterwijck 
Het stilleven, een typisch genre van de Lage Landen, werd veelal door vrouwen uitstekend beheerst. Twee van hen sprongen er hierbij uit; Maria van Oosterwijck en Rachel Ruysch. Maria, geboren in 1630 nabij Delft, woonde daarna in Leiden (waar een bloeiend kunstleven was) en Utrecht om in 1666 naar Amsterdam te gaan waar ze de assistente werd van Willem van Aelst. In zijn atelier ontwikkelde Van Oosterwijck zich tot een schilder van internationale allure. Ze stond vooral bekend om haar zeer gedetailleerde bloemstillevens. In de hortus botanicus zocht ze naar zeldzame bloemen om te kunnen vereeuwigen. Haar werken waren zeer gewild en werden verkocht aan staatshoofden en adellieden, van Zonnekoning Lodewijk XIV en keizer Leopold I van Oostenrijk, tot Cosimo de Medici en Willem III van Engeland. Dankzij de inkomsten uit haar schilderijen kon Maria zelfs een pand aan de Keizersgracht kopen. Constantijn Huygens schreef in 1677 een lofdicht over haar: ‘Maria van Oosterwijck staat op zeldzame hoogte en kent haar gelijke niet.’ Maria leidde ook andere vrouwelijke schilders op, waaronder haar voormalige dienstmeid Geertje Pieters en een andere zeer talentvolle leerling van Willem van Aelst: Rachel Ruysch. 

Rachel Ruysch
Rachel Ruysch (1664-1750) groeide op in een bijzonder gezin. Haar vader was een bekende anatomicus die een grote verzameling zeldzame flora en fauna bezat. De familie van haar moeder bestond uit veel schilders, waardoor Ruysch al op jonge leeftijd in aanraking kwam met zowel de schilderkunst als met dieren en planten. Ze toonde zoveel aanleg als schilder dat haar ouders haar in de leer deden bij Willem van Aelst en Maria van Oosterwijck.  Ruysch schilderde het liefst de toen populaire bosbodems en bloemcomposities. Doordat bloemstillevens immens populair waren in Nederland gedurende de Gouden Eeuw werden haar levendige, kleurrijke werken direct opgemerkt. Ruysch bevond zich in de luxepositie dat haar schilderijen voor zulke hoge bedragen over de toonbank gingen, dat zij kon leven van het maken van slechts enkele werken per jaar. Onder haar clientèle bevonden zich onder andere Cosimo de Medici en Johann Wilhelm, keurvorst van de Palts. Als moeder van tien kinderen moet Ruysch een zeer druk leven hebben gehad, maar desondanks bleef zij schilderen tot haar dood op 86-jarige leeftijd.

Judith Leyster
Hoewel vrouwen als Maria van Oosterwijck en Rachel Ruysch een grote invloed hebben gehad op de schilderkunst, is er één vrouw die nog meer haar stempel wist te drukken. In 1633 werd Judith Leyster (1609-1660) als eerste vrouw in de westerse wereld erkend als meesterschilder. Het is zeer bijzonder hoe zij zich tot schilder heeft ontwikkeld, aangezien ze niet uit een kunstenaarsfamilie kwam. Feit is dat ze op haar negentiende in haar geboorteplaats Haarlem al bekend stond als supertalent dat zich kon meten met de beste mannelijke schilders. De stijl van Judith Leyster lijkt erg op die van Frans Hals. Hun schilderijen komen op het eerste gezicht zo sterk overeen dat enkele van Leysters werken ooit foutief zijn toegewezen aan Frans Hals. Aangezien Judith haar werken met alleen de letter ‘J’ signeerde, werd ook ooit gedacht dat Frans Hals misschien een onbekende broer Jan had. Leyster schilderde vrolijke genretaferelen. De mensen in haar werken hadden vaak levendige gezichtsuitdrukkingen en nonchalante poses. Voor zover bekend is Judith Leyster de enige vrouw uit die tijd die schilderijen met moderne figuren maakte, in plaats van mythologische en Bijbelse taferelen of stillevens. Helaas zijn er maar weinig van haar schilderijen bewaard gebleven, waarschijnlijk omdat ze ook maar relatief kort als schilder werkte. In 1635 trouwde ze met kunstschilder Jan Molenaer, waarna ze stopte met schilderen. Na haar huwelijk heeft Judith Leyster geen schilderijen van haarzelf meer op de markt gebracht.
 
Idealen
Zomaar een handvol vrouwelijke schilders uit een periode die velen de ‘Gouden Eeuw van de schilderkunst’ noemen. Vrouwen die tegen de toen geldende normen in hun idealen probeerden te verwezenlijken. Het zullen er vast nog meer zijn geweest en ooit zullen er nog meer schilderijen toegeschreven worden aan vrouwelijke kunstenaars. Aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw was dat voor vrouwen heel anders, maar of dat makkelijker was…Daarover een volgende keer meer, met Suze Robertson en Charly Toorop in de hoofdrollen.
 
 
 
Op de foto’s: Boven: Het schaakspel van Sofonisba Anguissola.
 
Onder: Zelfportret van Judith Leyster.