Tussen de linies

In de schaduw schitter je nooit

Tom Luttikhuis 8 februari 2022, 22:24
We zijn op dit moment nogal snel op onze teentjes getrapt. Allemaal vinden we iets te links of te rechts, te rood of te blauw, te conservatief of te progressief. We staan lijnrecht tegenover elkaar, jij aan de ene en ik aan de andere kant van het plein. In de schaduw.

Maar waarom staan we in de schaduw terwijl in het midden van het plein de zon schijnt?

Misschien zijn we bang. In het midden van het plein zijn we namelijk kwetsbaar; verder verwijderd van de veilige schutplekken aan de rand.

Misschien zijn we boos. We draaien ons om en keren het zonnige midden de rug toe. De andere kant van het plein is namelijk voor idioten. Ik begrijp niet hoe jij het in je hoofd haalt om daar te staan. En jij begrijpt mij net zomin.

Maar weet je, als je altijd in de schaduw staat, dan schitter je nooit.

Tijdens een penaltyserie moet je kalm zijn. Voor boosheid en angst is geen plaats (vraag dat maar aan Jaap Stam of David Beckham). Tijdens een beslissende set in de finale van Wimbledon evenmin. Zo stond Jana Novotna in de finale tegen Steffi Graf met 4-1 40-30 voor in de derde set. Ze sloeg een dubbele fout. Niets aan de hand toch? Novotna was maar zes punten verwijderd van de winst … maar dat zag ze niet: angst en boosheid verblindden haar realiteitsbesef en ze won die wedstrijd geen game meer.

Of neem de Wimbledon finale van 2019 in het herenenkelspel tussen Federer en Djokovic. Ik zou het de mooiste wedstrijd uit de tennisgeschiedenis genoemd hebben, ware het niet dat de strijd de verkeerde winnaar kende. Op 8-7 in de vijfde set had Federer twee matchpoints op eigen service. Door agressief en gedurfd te spelen was hij op een 40-15 stand gekomen; hij sloeg twee aces die game en zijn eerste services sloeg hij, zoals vrijwel de gehele wedstrijd, op de lijnen. Vlijmscherp en loepzuiver, zoals we van hem gewend zijn. Tijdens de matchpoints veranderde hij echter van strategie. Opeens speelde Federer zijn services op zeker. In plaats van de punten te halen, hoopte hij dat Djokovic het werk voor hem zou doen. Angst kreeg grip op zijn krijgershart. Zo vluchtte Federer naar het net op één van de matchpoints; hij hoopte dat zijn opponent de passing zou missen … maar Wimbledon krijg je niet cadeau.
En ik hoor je denken: welk perspectief biedt het als je wel uit de schaduw stapt?

Ik neem je even mee naar 1936. Het was een tijd waarin nationalisme een kookpunt bereikte. Tijdens de Olympische Spelen in Berlijn was Jesse Owens, een Afro-Amerikaan, erop gebrand om Adolf Hitler te bewijzen dat zijn opvattingen over de superioriteit van het Arische ras foutief waren. Terwijl hij op een boot vanaf de Verenigde Staten naar het vasteland van Europa voer, droomde Owens over de gouden plakken die hij voor de besnorde neus van de dictator weg zou kapen. Hij had onder andere zijn zinnen gezet op het verspringen. De Amerikaan had een groot deel van zijn leven gewijd aan het verbeteren van zijn aanloop, zijn afzet en zijn sprong. Hij kon het met zijn ogen dicht.

Maar tijdens de kwalificatiewedstrijden voor de finale lukte het niet. Hij wond zich enorm op over de eenvoudig ogende prestaties van Luz Long, een blonde Duitser en de oogappel van de dictator. Tweemaal sprong Owens ver, maar tweemaal werd zijn sprong ongeldig verklaard. Zijn afzet was over de lijn. De Amerikaan was erop gebrand om verder te springen dan zijn opponent. Hij wilde bewijzen dat ras er niet toe deed. Boosheid overschaduwde zijn prestatievermogen en dat had twee ongeldige sprongen als gevolg.

Terwijl Owens zich piekerend voorbereidde op zijn volgende kans, voelde hij een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en keek recht in de twee helderblauwe ogen van Luz Long. De Duitser sprak hem kalmerend toe in het Engels waar het Duits vanaf droop.

‘Aangenaam kennis te maken.’

Owens fronste.

‘Wat is er met je aan de hand?’

Owens vroeg zich af wat de Duitser bedoelde.

‘Je kunt je met je ogen dicht kwalificeren.’

Owens wist zich geen houding te geven.

‘Als je de volgende keer nou gewoon een paar centimeter verder terug begint met je aanloop, dan maak je ook geen ongeldige sprong. Je hoeft niet te winnen vandaag. Vandaag telt niet, morgen wel.’

Owens deed wat de Duitser hem aanraadde. Hij zette dertig centimeter achter de streep af en kwalificeerde zich eenvoudig.

De volgende dag won Jesse Owens een gouden medaille bij het verspringen. Ook won hij de 100 meter, de 200 meter en de 4x100 meter estafette tijdens de Spelen van 1936. Hij kreeg geen hand van Adolf Hitler, maar dat hoefde misschien ook niet. Jesse Owens won namelijk iets veel mooiers dan vier gouden medailles. Hij won een vierentwintigkaraats vriendschap.

Schitterend.

Hoewel Luz Long geïndoctrineerd was met de denkwijzen van de nazipartij, hielp hij Jesse Owens. En als een door de Hitlerjugend gedrilde jongeman uit de schaduw kan stappen om een Afro-Amerikaan de hand te schudden, dan moeten jij en ik het toch ook kunnen?

Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende Twentse sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.