Inktmeters

Robert Beernink 6 februari 2024, 10:21
Misschien wel zijn beroemdste aforisme: ‘In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister,’ schrijft de Duitse wetenschapper, schrijver, filosoof en staatsman Johann Wolfgang van Goethe (1749-1832) in een titelloos sonnet. Een vrij gangbare vertaling hiervan is: ‘In de beperking toont zich pas de meester.’ Let op: het Duitse woord ‘erst’, in het Nederlands ‘pas’, wordt regelmatig weggelaten, terwijl dat juist de ziel van de zin raakt.
Goethe verwijst hier naar het oude gildesysteem, waarin een meester zijn gezel opleidt en deze een meesterproef laat doen om aan te tonen dat het meesterniveau is bereikt.
De beperking waaraan Goethe refereert, is dat de leerling kiest voor een bepaald vak, zich daarop volledig concentreert, erin specialiseert en onderscheidt en tegelijkertijd bewust andere uitdagingen en verleidingen laat passeren. Dat zijn voorwaarden om echt goed in je vak te worden.
Een vrije en praktische interpretatie van Goethes gedragen advies is: ‘Oefening baart kunst.’ Dat geldt voor elk metier, dus ook voor het auteursvak.
Hoe zit het daar dan met de meester – leerling verhouding?
Het leren van taal begint thuis, sommige menen zelfs dat de ongeboren spruit in de buik al klanken opvangt, wat belangrijk schijnt te zijn voor binding met de toekomstige omgeving. Het zou me niet verbazen.
Eenmaal van de veilige baarmoeder op de grillige aarde geworpen, worden het kind op school de regels van de spraakkunst ingeprent op basis van het goed-of-foutprincipe.
Met wat geluk wordt er voorgelezen en gaat het kind gaandeweg zelf letters vreten omdat het zo leuk is. Dat aantrekkelijk leuke bestaat er meestal uit dat het verhaal de kleine lezer naar een andere wereld ontvoert, de geest nieuwe inzichten schenkt, de fantasie exciteert, dus een wereld zonder goed of fout en daarmee van vrijheid laat proeven.
Daarmee spelen legt de basis voor zelf willen schrijven, neerpennen wat je bezighoudt, waar je naar verlangt, met iedereen wilt delen. Dat is allesbehalve een plicht, het voelt eerder als een roeping voor zowel de grootste literaire geniën als dagboekschrijvers.
Ze zijn in de kern met hetzelfde bezig: je ziel blootleggen aan jezelf, de omgeving of aan de wereld. Het is overigens een goed idee om bij jezelf te beginnen, want daar liggen de grootste valkuilen. Vrij van geest worden betekent immers eerst je eigen ziel reinigen van bijvoorbeeld blokkades, vooringenomenheden en ander nog onontdekt ongemak.
Ga vooral ook zelf lezen, maak kennis met verschillende stijlen en genres. Een boek dat je niet aanspreekt hoeft echt niet slecht geschreven te zijn. Het leert je in welk genre en met welke stijl je de grootste vrijheid vindt.
Dat is meestal het resultaat van blijven proberen, corrigeren en verbeteren, een schier eindeloos pad.
Ik ben ooit begonnen met schrijven voor toneel: liedteksten en dialogen met acteeraanwijzingen. De reacties van het hooggeëerd publiek maken direct duidelijk wat niet werkt of niet goed overkomt. Een fantastische basisschool!
Tussen schrijven van verhalen in boekvorm door, ben ik nu vanuit puur plezier bezig met lichtgedichten, versjes om het bezwaarde en duistere gemoed te verlichten, en #binnendoordenkers, wekelijkse cursiefjes van 99 woorden. Lichtgedichten trainen rijm en ritme terwijl #binnendoordenkers door de beperkte omvang dwingen de juiste woorden op de juiste plek te zetten.  
Beide vormen stimuleren ook het associatievermogen, verbanden kunnen leggen tussen woorden en betekenissen. Belangrijk is ook dat meters maken me helpt te ontwikkelen tot een betere stylist.
Luister altijd met een welwillend oor naar opmerkingen en kritiek. Zodra je daarmee om kunt gaan en durft te accepteren dat je daar beter van wordt, ben je een flink eind op weg naar je meesterproef.