Signatuur

Robert Beernink 22 januari 2024, 09:30
Het is moeilijk in een taalgebied dat ongeveer net zo veel schrijvers als lezers kent, onderscheidend te zijn. Hoe kun je desondanks toch in de belangstelling geraken?
 
Een gevestigde naam verkoopt zichzelf. De vraag die zich direct opdringt is: hoe heeft hij of zij die status verworven?
 
Een kenmerk van gearriveerde auteurs is een min of meer vaste kwaliteitsgarantie, dus redelijk constant op een bepaald niveau presteren, bijvoorbeeld literair, qua genre of vakgebied.
 
De schrijver als persoon wordt steeds vaker vereenzelvigd met het werk. Hier bedoel ik mee dat als jij, bijvoorbeeld, aan Tommy Wieringa denkt, wat schiet je dan te binnen? En wat komt als eerste op bij de naam Connie Palmen? Hoe zou je die auteurs in één korte zin omschrijven?
 
Zodra de antwoorden op die vraag over een auteur met elkaar in lijn liggen, is er een algemeen aanvaard profiel ontstaan van wat de schrijver wordt toegedicht, wat de goegemeente van hem of haar verwacht.
Wordt aan dat profiel voldaan, is dat logisch. Is de prestatie bovenmaats versterkt dat het profiel, is die een keer minder dan de algemene consensus, dan vormt het profiel een liefdevol vangnet van vergevingsgezinde bewonderaars.
 
Waarop baseert de lezer een mening over een schrijver? Wat maakt het boek van een auteur aantrekkelijk? Het literaire verhaal? Het genre? De expertise?
 
Jaren geleden stuurde ik mijn manuscripten naar zowel de grotere als wat kleinere uitgevers die ik, toen nog een opportunist, ook een faire kans op het publiceren van mijn werk gunde. Enkele lieten met kerende post weten dat mijn werk niet in het fonds paste, anderen zeiden na enige tijd inhoudelijk te zullen reageren waarna het stil bleef en een deel ging er vanuit dat niet reageren als vanzelf bij de afzender tot de conclusie zou leiden dat het manuscript al door de shredder was gehaald.
 
Een uitgever uit het noorden van het land belde me eens op met de mededeling geen interesse te hebben in het door mij aangeleverde manuscript en dat dat niet was vanwege het verhaal maar de schrijfstijl. Ik sputterde wat tegen op verhaalniveau, wat de opmaat was tot een van de grotere leermomenten in mijn schrijversbestaan: met ‘Stijl is belangrijker dan het verhaal,’ maakte de vriendelijke man een eind aan het gesprek.
 
Ik wilde begrijpen wat hij precies bedoelde, moest deze boodschap echter eerst langzaam laten indalen om de portée ervan te doorgronden en stelde mezelf uiteindelijk de vraag: als stijl voor het verhaal komt, wat moet ik dan doen aan mijn schrijfstijl?
 
Door te lezen zag ik verschillende stijlen langskomen, wist op den duur wat ik bij welke naam ongeveer mocht verwachten. Ik begreep dat ik consistent moest worden qua schrijfstijl, er een handtekening, een signatuur van maken.
 
Allereerst ging ik bij mezelf te rade en stelde drie vragen:
- welke drie personen zijn voor mij voorbeelden van verbeeldingskracht? Ik kwam op twee schrijvers en een regisseur: Jan Wolkers, John Irving en Quentin Tarantino.
- Welke drie kunststijlen vind ik aantrekkelijk? Impressionisme, expressionisme en surrealisme.
- Hoe wil ik graag mijn punt maken? Realisme gedrenkt in ironie en satire.
 
Samen met mijn literair agent heb ik een strategische route met tussentijdse ankerpunten uitgestippeld om me te ontwikkelen naar een algemeen bekende en herkenbare signatuur en zo mijn schrijfstijl in overeenstemming brengen met hoe ik wil dat mijn lezers mij zien, als schrijver en als persoon.  
We kwamen uit op: ‘auteur van kleine grote verhalen.’
 
Dat is mijn pen.