Tussen de linies

Sonny Liston: in meer dan één schaduw

Tom Luttikhuis 29 juni 2022, 11:48
25 mei 1965 was een voor de tijd van het jaar warme dag in Lewiston, de tweede stad van Maine. Deze staat in het noordoosten van de Verenigde Staten staat vooral bekend om haar natuurschoon, lobstah rolls, en bijzonder aardige mensen die je - hoewel je geen woord verstaat van wat ze zeggen - maar vriendelijk toeknikt omdat ze er net zo alwetend als ruig uitzien. Eigenlijk is Maine, en zeker Lewiston, een doodnormaal stukje Amerika. Tenminste dat was het, tot die warme dag in de lente van 1965.

Drommen toeschouwers baanden zich een weg door de mensenmassa om een plekje in één van de zalmkleurige stoeltjes aan de rand van een haastig opgebouwde boksring te bemachtigen. De lucht in het Central Maine Youth Center was doordrenkt van opwinding en vreugdevolle verwachting. Hoe vaak kwam het nou voor dat de grote Sonny Liston en de titelverdediger Muhammad Ali - tot dat gevecht aangeduid als Cassius Clay - naar Maine kwamen om hun kolenscheppen van handen te laten zingen?

Voor buitenstaanders was de arena een gedrocht van een gebouw, een monstrum dat het midden hield tussen een vliegtuighangar en een oude hooischuur, maar voor liefhebbers van de boksport historischer is dan het Colosseum in Rome. Zeker sinds die dag, 25 mei 1965, want toen werd er het zwaargewichtkampioenschap uitgevochten. In Lewiston, Maine.

In de ene hoek staarde Muhammad Ali, voor het eerst als dusdanig aangekondigd, met een verbeten gezicht waar een onwaarschijnlijke concentratie van afstraalde, voor zich uit. Het licht van de lampen weerkaatste in zijn bezwete gezicht. In de andere hoek stond Sonny Liston, de voormalig zwaargewichtkampioen, te wachten op het moment dat hij zijn verloren titel terug kon winnen. Zijn enorme handen hingen rusteloos langs zijn gespierde lichaam. Aan alles was te zien dat er twee mannen met een missie tegenover elkaar stonden. Het publiek was er klaar voor en maakte zich op voor een grandioos gevecht.

Maar honderdvier tellen en één fantoomstoot later was het alweer voorbij. Weinig mensen zagen de stoot die Ali uitdeelde. Wat ze wel zagen was de enorme gedaante van Liston, die als een mier op zijn rug lag en rollend, kruipend en tijgerend trachtte overeind te komen. En wat ze hoorden, zij die dichtbij genoeg zaten dan, was de gebiedende kracht waarmee Ali zijn opponent beval verder te vechten.

‘STA OP! IEDEREEN DENKT DAT JE ONBREEKBAAR BENT! NIEMAND GAAT DIT GELOVEN! VECHT! STA OP!’

Sonny Liston stond op, maar pas nadat de tien seconden die hij daarvoor had, verstreken waren. Terwijl hij wankelde op zijn boomstammen van benen, werd Muhammad Ali tot zwaargewichtkampioen gekroond. Eén van zijn rode handschoenen stak hoog de lucht in, terwijl die van Sonny Liston bijna over de grond sleepten. Het leer was nog haarfijn en onbeschadigd; ze hadden nog geen twee minuten werk geleverd.
Voor die honderdvier tellen in het Central Maine Youth Center hadden de vuisten van Sonny Liston veel gedaan en nog meer teweeggebracht. Op zijn tweeëntwintigste belandde hij in de staatsgevangenis van Missouri waar zijn talent voor boksen opgemerkt werd door de dienstdoende pastoor die ook de gevangenisgym runde. In de nor stoomde Liston zichzelf klaar voor een professionele carrière.

Na zijn vrijlating in 1953, moet hij zich, hoewel hij op vrije voeten was, voor de rest van zijn leven gevangen hebben gevoeld. De maffia, die meer dan één vinger in de bokspap had, greep Liston namelijk als een hongerige hyena beet. Vanaf dat moment en tot aan het einde van zijn leven ontfermden ze zich over alle gevechten die hij vocht en iedere stuiver die hij ermee verdiende, om hem uiteindelijk blut en met een gebutst lichaam naar het hiernamaals te sturen.

Maar de onderwereld was niet de enige gemaskerde vijand waartegen Sonny Liston vocht. De pers, gevoed door een honger naar het brandend houden van het vuur van systematisch racisme, zette Liston neer als een beestachtige, onmenselijke bruut; hij werd het symbool voor alles waar ‘wit Amerika’ voor moest waken. Zo schreef de New York Times ooit dat Liston een ‘enge man’ was ‘waarvoor iedereen bang zou moeten zijn als ze hem tegenkwamen in een duistere steeg’.

Dit alles leidde ertoe dat Sonny Liston een weinig geliefd bokser was. In 1962, toen hij de zwaargewichttitel binnensleepte, bereidde hij zich voor op een toespraak voor zijn fans bij thuiskomst in Philadelphia. Er was niemand die hem opwachtte. De inwoners van de City Of Brotherly Love toonden zich weinig broederlijk en namen niet de moeite om hem toe te juichen. Slechts de krantenjongens spraken over Listons overwinning en alleen maar omdat ze daarvoor betaald werden. De één meter en vijfentachtig lange bokser met een vuistomtrek van achtendertig centimeter moet zich nooit kleiner hebben gevoeld dan op dat moment.

Door het gebrek aan publieke interesse, had Liston tragisch genoeg zijn connecties met de maffia nodig om zijn carrière in leven te houden. Zijn slechte reputatie maakten het moeilijk, zo niet onmogelijk, om een plaats in de ring te krijgen tijdens grote gevechten. Onderwereldfiguren zoals Frank ‘Blinky’ Palermo zorgden ervoor dat Liston kon opdraven in bokswedstrijden. Uiteraard verdienden zij goed aan die gevechten; niet in de laatste plaats door te organiseren wie er zou winnen en in welke ronde.
Gedurende een groot deel van zijn loopbaan was Sonny Liston als een surfer die zich niet door de branding heen weet te zwemmen; altijd ploeterend, maar nooit in een positie om te stralen. Hoewel hij een zwaargewichttitel op zak had, was hij niet meer dan een schim van de winnaar die hij had kunnen zijn.

Hoewel het nooit bewezen is, is het aannemelijk dat zijn connecties met de onderwereld Sonny Listons dood werden. Sinds hij in 1971 op tamelijk bizarre wijze dood aangetroffen werd in zijn huis in Las Vegas – met naaldprikken in zijn armen en dat terwijl hij volgens zijn vrouw en coach nooit drugs gebruikte – zijn de geruchten dat de maffia hem het zwijgen op wilde leggen van gefluister overgegaan in luid gemompel. In 1971 was Sonny Liston ver over zijn hoogtepunt heen en fungeerde hij niet langer als geldboom voor de maffia. Wellicht was hij zelfs een gevaar voor ze geworden. Hoeveel wist Sonny Liston bijvoorbeeld over de door de maffia georganiseerde uitkomsten van grote wedstrijden?

Dat brengt ons terug naar de fantoomstoot, de klap die Ali slechts honderdvier tellen na het ingaan van de eerste ronde uitdeelde en die zo snel was dat niemand hem zag, zelf zij die op de voorste rij van het Central Maine Youth Center zaten niet. Bleef Liston liggen omdat hij net zo verrast was als de inwoners van Lewiston? Of bleef hij liggen omdat hij een marionet was, aangestuurd door Frank ‘Blinky’ Palermo?

Het beeld van Muhammad Ali die Sonny Liston met een verbeten blik toebrult is een van de meest bekende foto’s ooit. Hij hing in groot formaat boven mijn bed in mijn studentenkamer in Groningen. Ik heb eerlijk gezegd altijd gedacht dat het beeld de onoverwinnelijkheid van Ali illustreerde. Nooit ging mijn aandacht uit naar de man die in meer dan één schaduw aan zijn voeten lag. Lusteloos. Levenloos. Maar hoe langer ik erover nadenk, des te meer ik besef dat de foto veel meer zegt over de tragiek van de verslagene dan over de onsterfelijkheid van de winnaar.

‘STA OP! IEDEREEN DENKT DAT JE ONBREEKBAAR BENT! NIEMAND GAAT DIT GELOVEN! VECHT! STA OP!’

Eigenlijk is Sonny Liston van dat gevecht in Lewiston, Maine nooit opgestaan.

◼︎

Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende (Twentse) sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.