Tussen de linies

Zachte heelmeesters 

Tom Luttikhuis 2 februari 2022, 17:13
Je hoort het tegenwoordig steeds vaker: mensen zijn te hard voor elkaar. De muziekleraar is te streng voor zijn muzikale talenten. De hoogleraar doet te neerbuigend over het onderzoek dat haar studenten doen. En ook in de sport hoor je het: de coach is te veeleisend voor zijn pupillen.

Maar is dat wel zo?

Een coach geeft een sporter iets extra’s door anders te zijn. Op het moment dat een sporter het even niet meer weet, vertwijfeld om zich heen kijkt en zich afvraagt of het niet beter is om te stoppen, spreekt de coach: ‘Doorlopen! Niet zeuren! Naar de backhand! Doordekken! Kop omhoog!’

Soms positief, soms negatief.

En dat negatieve, gaat veel mensen te ver. Een extreme prestatiecultuur wordt niet meer gepikt. Vooral niet door jonge sporters. De cultuur is intimiderend en het gedrag is grensoverschrijdend. Maar kan dat wel? Topsport bedrijven op een wijze die niet grensoverschrijdend is? Kun je Olympisch goud of een Grand Slam winnen zonder door barrières te breken?

Andre Agassi had een haat-liefde verhouding met zijn vader, die hem coachte. En het monster waarmee Andre op de baan stond, verafschuwde hij al helemaal. Hij noemde het de draak. En iedere ochtend ramde Andre bal op bal in de richting van de vuurslang terwijl zijn vader in zijn oor schreeuwde: ‘Harder! Sneller! Beter!’
De draak was een ballenkanon. Zijn vader was degene die vuurspuwde. Hielp het? Zeg het maar. Agassi won acht Grand Slams én Olympisch goud…
En ook in Twente stond in de jaren zeventig een bijzondere coach voor (of boven) de spelersgroep: Spitz Kohn. Een Luxemburger die speler was van het allereerste FC Twente in 1965, na zijn carrière Kees Rijvers assisteerde en uiteindelijk hoofdtrainer werd. Hij was eigenzinnig. Hij was streng. Maar hij was ook duidelijk. Je gedroeg je professioneel of anders zat je op de bank.
Niet iedereen vond hem even aardig, maar de methode-Kohn wierp zijn vruchten af. FC Twente won haar eerste prijs, eindigde bijna altijd in de top drie van de Eredivisie en verwierf bekendheid in Europa. Halve finales waren in die tijd geen uitzondering. Wedstrijden tegen clubs als Juventus waren haast normaal. En ze werden nog gewonnen ook.
Maar dat waren de jaren zeventig. En Agassi triomfeerde in de jaren negentig en nul. Kick Van Der Vall, Epi Drost en Andre Agassi zijn geen Generation Z of Alpha. De tijden zijn veranderd. Anno 2022 willen sporters beter worden, maar wel op een manier die hen aanstaat.

Hoe dat komt? Misschien doordat mensen tegenwoordig niet meer gewend zijn om een gesprek te voeren. Een echt gesprek bedoel ik. Want wees nou eens eerlijk: hoe vaak praten mensen nou met elkaar? Een ‘comment’ plaatsen onder een foto op Facebook of Instagram is toch geen normale manier van converseren? En hoeveel woorden worden daar überhaupt gebruikt? Niet meer dan drie en nog vaker alleen maar een icoontje.

Vlammetjes en duimpjes. Dat is de feedback die jongeren tegenwoordig krijgen. Ik vind het triest. Je leert toch veel meer van normale zinnen? En ze kunnen er niets aan doen, hè. Begrijp me niet verkeerd! Ouders duwen kinderen een iPad in hun klauwen voordat ze kunnen lopen. ‘Lekker rustig’, zeggen ze dan. En overheden weigeren restricties op te leggen aan sociale media-reuzen die niets anders doen dan ons in een virtuele, parallelle werkelijkheid sleuren zodat ze aan ons verdienen kunnen.

Maar wat kun je eraan doen? Zo zit onze samenleving nou eenmaal in elkaar. Status quo, toch?

Fout! Wat is, dat gaat.

De status quo. Het is een lap stof die zich vastklampt aan de waslijn totdat de wind hem eraf waait. Een handdoek.

En een winnaar gooit de handdoek toch nooit in de ring? Als je morgen de beste wilt zijn moet je je eerst door vandaag heen zien te worstelen. Je grijpt de status quo met twee handen beet, wringt het uit totdat het vocht eruit gedropen is en trekt het vervolgens in twee stukken uiteen. Dan, wanneer de patstelling gebroken is en je tegenstander zijn wonden likt, werp je de handdoek. Naar de verliezer welteverstaan, om te gebruiken als een tissue. Dát is pas grensoverschrijdend.

Jij wilt toch Olympisch goud? Jij wilt toch een Grand Slam? “Harder! Sneller! Beter!”

En daarom geloof ik dus niet dat topsporters het erg vinden om tot het uiterste gedreven te worden. Dat zit immers in hun DNA. Ze begrijpen dat de coach een belangrijke schakel in hun carrière is. Streng zijn is prima. Het geeft duidelijkheid. En dat geeft een sporter rust.

Maar ze willen ook een coach die hen raakt.

Mensen veranderen. Met iedere generatie waait een nieuwe wind een handdoek van de waslijn. De Oostblokmethode werkt niet meer. Er is geen garantie dat Spitz Kohn ook een huidige generatie topvoetballers had kunnen begeesteren. Mensen zijn geen machines. Het is de taak van een coach, muziekleraar en professor om een aanpak te vinden die het beste in hun leerlingen naar boven haalt. Soms positief, soms negatief, maar altijd constructief.

Hoe?

Door te praten. Af en toe met een vlammetje, af en toe met en een duimpje, maar toch vooral met normale zinnen.

Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende Twentse sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.